Boer
Ik ben de boer op de hofboerderij van de heer van Weleveld. Ik zorg ervoor dat zijn keuken steeds wordt voorzien van voldoende etenswaren. Van het koren dat ik verbouw, maalt de molenaar het meel voor het brood. Als warmoezenier lever ik de groente en het fruit. De koeien en de geiten zorgen voor de melk. Mijn vrouw maakt daarvan boter en kaas. De kippen zorgen voor de eieren. Ook mesten we elk jaar een aantal varkens vet die in het najaar worden geslacht. Met het spek, de gerookte hammen en de sappige worsten komt mijn heer de winter door. Hij is een lekkerbek die graag wild eet. Hij bezit het jachtrecht van zijn uitgestrekte landerijen. Af en toe ga ik met de jagers mee om fazanten, patrijzen, hazen, konijnen, wilde zwijnen en herten te verschalken. Door de overvloed van mijn heer, komt ook mijn gezin niets te kort.
|
Boerin
Ik ben de vrouw van de boer op de hofboerderij van Weleveld. Je ziet mijn man naast mij staan met de haan die ons bij het krieken van de dag wekt. Mijn man en ik zorgen ervoor dat de bewoners van de havezate steeds voldoende boter, kaas, eieren, gevogelte, groenten en fruit hebben. Ik ben niet voor niets afgebeeld met een melkkan in mijn hand! Je had me ook kunnen afbeelden met een kip, want na een lange dag hard werken gaan wij met de kippen op stok.
|
Kind
Mijn naam is Johannes. Mijn vader is boer op de hofboerderij van de heer Van Weleveld. Vanmorgen in alle vroegte hoorde ik veel paarden en koetsen voorbijkomen op de weg naar de havezate. Ik merkte dat er iets bijzonders aan de hand was. Daar wilde ik natuurlijk het fijne van weten. Toen ik er een kijkje ging nemen, zag ik een heleboel voorname mensen in prachtige kleren. Ze stonden voor de ophaalbrug over de buitengracht. Daar ontvingen mijnheer Otto en mijnheer Bernard hun hoge gasten die druk met elkaar in gesprek waren. Ook mijn ouders stonden erbij op hun paasbest. Ik ben langzaamaan dichterbij gekomen, voetje voor voetje. Toen ik zag dat er niemand op mij lette, ben ik stiekem midden tussen de gasten gaan staan. Gelukkig zagen ook mijn ouders me niet, anders hadden ze me met een draai om de oren naar huis gestuurd. Wat leuk dat u ook bent komen kijken!
|
Kapelaan
Ik ben als priester verbonden aan de havezate. Een kerkelijke gemeente of parochie heb ik niet. Daarom kan ik mij geheel wijden aan de geestelijke verzorging van de bewoners van het huis en het landgoed. Elke morgen draag ik de Heilige Mis op aan het huisaltaar. Daarnaast assisteer ik bij de administratie, want ik beheers de kunst van het lezen, het schrijven en het rekenen. Ook beheers ik de Latijnse taal. Dat is de taal waarin ik de officiële documenten voor de heer van Weleveld schrijf. De Latijnse brieven die voor mijn heer worden gebracht, vertaal en beantwoord ik voor hem. Bovendien geef ik les aan de kinderen van mijn meester. Ik leer ze lezen, schrijven, rekenen, godsdienst en Latijn.
|
Rondtrekkend muzikant
Als muzikant ben ik altijd onderweg om mijn dagelijks brood te verdienen. Ik poseer hier met mijn luit, maar ik bespeel ook andere snaarinstrumenten, zoals de vedel, het psalterium en de harp. Die zijn door hun tere geluid vooral geschikt binnenhuis. Bij een optreden in de open lucht speel ik het liefst op de zink, de schalmei, de doedelzak, de draailier en de fluit. In een ensemble mag natuurlijk ook de trom niet ontbreken.
Ik breng de mensen vermaak bij jaarmarkten en festiviteiten in gehuchten, dorpen en steden. Maar ik treed ook op voor de hoge heren op de kastelen en havezaten. Onder mijn metgezellen vind je allerlei verschillende kunstenaars en kunstenmakers, zoals beroemde minstrelen en acrobaten, maar ook bedelaars die het hooggeëerd publiek met simpele goocheltrucjes bedriegen.
Wij, reizende kunstenaars, kunnen geen lid worden van een gilde of een ander stedelijk genootschap. Dat brengt ons vaak in de problemen wanneer ons onrecht wordt aangedaan. Want als buitenstaanders krijgen we vaak weinig gehoor bij de rechter. Die geeft liever zijn eigen stadsgenoten gelijk.
|
De hofmeier van Borne
Al wandelend werd ik aangetrokken door schone muziek want ik woon niet op Weleveld maar in Borne. Ik ben aangesteld als de hofmeier van de bisschoppelijke hof van Borne. Al sinds het begin van de achtste eeuw is de bisschop van Utrecht de landsheer van Twente. Het beheer van zijn bezittingen in Twente is ondergebracht bij de zes hofmeiers van de bisschoppelijke hoven Ootmarsum, Oldenzaal, Borne, Delden, Weddehoen (Wiene) en Goor. De hof van Borne is gevestigd op de Meijershof en wordt al in 1206 in een oorkonde genoemd.
Als hofmeier zie ik namens de bisschop nauwkeurig toe op de naleving van het hofstelsel. Dit is een verzameling zeer oude ongeschreven wetten waarin rechten en plichten van de heer en zijn horigen zijn vastgelegd. Horigen zijn boeren en hun familieleden die gebonden zijn aan een bepaalde boerderij van de bisschop. Ze mogen „hun“ boerderij niet zonder de toestemming van de hofmeier verlaten.
Verder zijn er regels voor de verkoop en het bezit van hofhorig goed, de vrijkoop van horigen, het verrichten van diensten voor de heer, de afdracht van de pacht, de jaarlijkse verschijning op de hofdag, regels voor de hofhorigheid bij het huwen met een niet-hofhorig persoon en het erfrecht bij overlijden van een hofhorige.
|